[Adriaan van der Hoop Jr.]
Hoop Jr. (Adriaan van der), geb. te Rott. 2 Juni 1802, ontving een beschaafde opvoeding, was koopman aldaar en overl. er 4 Nov. 1841.
Zijne werken zijn: Poëzij, Amst. 1830; Aan de vorsten van Europa, Rott. 1830; Nicolaas, keizer aller Russen. Lierz., Rott. 1830; Nederl. met betrekking tot het verledene, het tegenwoordige en toekomstige, Rott. 1831; De Kanonneerboot. Romance, Rott. 1831; De koning en het Leger. Vaderl. Gezangen, 3 dr., Rott. en Amst. 1831; Hobein. Vaderl. Romance, (naar het Fr.), Rott. 1831; Het nationaal Congres, fragment, Rott. 1831; Aan Holland. Lierzang, Amst. 1831; De bekeerde liberaal of het mislukte verraad, blsp., Rott. 1831; God met ons. Danklied bij het ontwijken der Eng. vloot aan Hollands kust, Rott. 1831; Hugo en Elvire, romant. treurspel, Rott. 1831; De Tiendaagsche Veldtogt, Amst. 1831; Europa en Nederland (met L. van den Broek), Rott. 1832; Warschau. Dicht. Krijgstafereelen, Amst. 1832; De tocht naar Ter- Vueren. Heldenz., Rott. 1832; De Cholera. Graf- en Boetklanken, Rott. 1832; Aan het kasteel van Antwerpen, Rott. 1832; Het Metalen Kruis, Dordr. 1832; Aan den generaal Chassé, Rott. 1833; Willem Tell. Zwitsersche Tafereelen, Amst, 1833; Leyden ontzet in 1574. Dicht. verhaal, Amst. 1833; Het slot van IJsselmonde, een berijmd verhaal, Dordr. 1834; Vertellingen in rijm en proza (met P.J. Schull), Dordr. 1834; Johanna Shore, treursp., Dordr. 1834; Een uur te laat of het verijdeld tweegevecht, Dordr. 1834; Najaarsloveren. Poezij, Dordr.; De Deensche Vesper. Eene Legende, Dordr.; Iwan en Pauleska. Poolsche romance, Rott. 1835; Het Pinksterfeest, dichtstuk, Amst. 1835; La Esmeralda, (Victor Hugo nageschetst), Dordr. 1836; Godsd. Harptokkelingen, (naar het Hoogd. van Agnes Fransz) Rott. 1837; Byron en Moore, vier gedichten, Amst. 1837; De Renegaat. Een berijmd verhaal, Amst. 1837; Het Klaverblad. Oorspronk. verhaal aan de Geschied. des Vaderl. ontleend, Rott. 1838; De Weldoende Engel. Romance, Rott. 1838; De Horoscoop, trsp., 's-Hage 1838; Han van IJsland. Dramat. tafereel, Dordr. 1837; Het Verjaarfeest. Zinnebeeldig tafereel bij 's Konings verjaring en 25-jarige regeering, Rott. 1838; Columbus. Een dichtstuk, Amst. 1840; Van Speyck. Eene Winterfantazy, Dordr. 1840. Na zijn dood verschenen nog: Lente en Herfst. Nagelaten en verspreide gedichten, Rott. 1842. Voorts schreef hij vele losse, meest gelegenheidsverzen, belastte zich in 1832 met zijn vriend Mr. P.J. Schull met de redactie van het tijdschrift: Bijdragen tot Boeken- en Menschenkennis. Al zijne gedichten zijn uitgegeven in 4 deelen, Leid. 1859-'61.