[Jacob Hoofiën]
Hoofiën (Jacob), geb. te Steenwijk 25 Mei 1846, begon zijne voorbereidende studiën aan het Nederl. Israël. seminarium te Amst., 3 Oct. 1858, werd tot de lessen aan het Athenaeum bevorderd in 1866, was daarna leeraar in de Hebreeuwsche taal en letteren, geschiedenis en oudheden, en sedert Nov. 1875 rabbijn te Utrecht, tot aan zijn overlijden aldaar, 5 Maart 1886.
Hij schreef met zijn bloedverwant D.E. Sluijs, (z.a.): Handb. voor de geschiedenis der Joden, 1e dl., Bijb. geschied., 2e dl., Joodsche geschied. I. Het Aziatisch Jodendom, en 3e deel II, Het Europeesche Jodendom, Amst. 1870-'73; afz. artikelen over Halachische litteratuur in den Israël. Letterbode, was medewerker aan den Israël. Nieuwsb., Amst. 1875 en gaf een paar redevoeringen, een werkje over Hebreeuwsche spraakkunst en een paar brochures uit, o.a. Openbare brief aan het Algem. Handelsbl., Amst. 1874 en Onderzoek naar Geloofsbrieven, Amst. 1872. Van zijne hand zijn nog de fraaie Bijschriften in het prachtwerk: Tafereelen uit het Oud-Joodsche familie-leven, naar de oorspr. schilderijen van prof. W. Oppenheim, Frankf. en Amst. 1882 en later.
(S. Tal, in het tijdschr. Choreb, Rott. 1887.)