[August Heinrich Hoffmann von Fallersleben]
Hoffmann von Fallersleben (August Heinrich), geb. 2 April 1798, te Fallersleben, in het Mecklenburgsche, kwam in 1821 naar ons vaderland om kennis te maken met de overblijfselen onzer Middeleeuwsche letterk., waarvan hij een vurig beminnaar en beoefenaar was. Aan deze ‘litterarische Reise’ heeft men de uitgave te danken van zijn Horae Belgicae, 12 dln., Breslau en Leipzig 1830-'62, inhoudende: Uebersicht der Mittel-niederländischen Dichtung. Holländische Volkslieder, beide herdrukt 1857 en '58; Floris ende Blancefloer, Caerl ende Elegast, Lantsloot ende die scone Sandryn, Renout van Montalbaen, 1837, Abele Spelen, Glossarium Belgicum, 2e druk 1856; Loverkens. Altniederländische Lieder, 1852; Theophilus, 1853 en '54; Altniederländische Sprichwörter, 1854; In dulci Jubilo, 1854; Niederländische geistliche Lieder des XV jahrhunderts, 1854; Antwerperner Liederbuch von 1544, 1855; Bruchstücke mittelniederländischen Gedichte, nebst Loverkens, 1862. Ook vindt men bijdragen van hem in de Konst- en Letterbode van 1821 en 1822. Hoffmann von Fallersleben werd in 1830 buitengew. en in 1835 gewoon hoogleeraar te Breslau, doch werd in 1842 om zijne liberale beginselen van zijn post ontzet. In 1860 werd hij bibliothecaris in het Benedictijner klooster te Corvey aan de Wezer, waar hij 19 Jan. 1874 overleed.