te Beusichem, tot in Mei 1839. Tot jongsten klerk ter Alkm. gemeente-secretarie benoemd, en tevens de dicht- en teekenkunst beoefenende, gaf hij deze betrekking op en legde zich op het landschapschilderen toe, zonder het gewenschte gevolg. In 1851 werd hij leeraar aan 't Amst. gymnasium en bereikte den voorgeschreven tijd, waarop de wet het emeritaat stelt, in 1886. Hij vestigde zich tegen Mei 1888 te Arnhem en overl. daar den 29 Augustus van dat jaar.
Hij schr.: Een kunstenaars-idylle, Haarl. 1849; Kennemerl. Balladen, 2 dln., Haarl. 1849-'52, 2e dr. 1875; De jonker van Brederode, Amst. 1849; De laatste dagen van Heemskerks beleg (1359). Hist. dram. gedicht, Haarl. 1851; Aëddon, een epiesch gedicht, Delft 1852; Griffo de Salier. Dram. gedicht, Haarl. 1852; Geschied. der Nederl. letterkunde, Amst. 1853-'56, 7e dr. 1886; De bloem der waereld, Amst. 1854; Helena, Amst. 1854; Theda, Amst. 1854; Hist. Landschappen, Haarl. 1856, 2e druk 1873; Een fantazy uit de werkelijkheid, Amst. 1856; Het Nederl. volk geschetst in de verschillende tijdperken zijner ontwikkeling, Amst. 1856, 3e dr. 1882; Schets van de geschied. der Nederl. Opgeheld. met afbeeldingen, Amst. 1857, 2e dr. 1867; Antwerpens citadel. Een schetsboek uit de drie en twintig dagen, Amst. 1857; Kennemer legenden gedramatiseerd, Amst. 1858-'65; Ons voorgeslacht in zijn dagelijksch leven geschilderd, 6 dln., Haarl. 1858-'62, 2e dr. Leid. 1872-'74; Vondel gekroond, Lyr. Dram. gedicht, Amst. 1858; Een Vede van 300 jaren, Amst. 1859; Alkmaars beleg in 1873. Hist. dram. tafereel, Amst. 1860; Ten vierdag gerechtigd. Feestrede gehouden te Alkmaar 8 Oct. 1860; Verspreide gedichten, 2 dln., Amst. 1860; Oranje en zijn keurvendel in 1572, Utr. 1863-'67; De kloosterorden in Nederl. hist. onderzocht en geschetst. (Met D. van der Kellen Jr.), Haarl. 1864; Een echo uit 1573 (gedicht), Utr. 1865, Haarl. 1873; Kroniek der Kennemer vrijbuiters, Amst. 1865; Geschied. des Nederl. volks, Amst. 1865-'72; Voor 300 jaren. Hist. Herinneringen, Utr. 1865-'69; De vrouw van den vrijbuiter. Hist. drama 1573, Amst. 1867; Romantische poëzy, Amst. 1867; Een booze Eed. Hist. drama, Amst. 1868; Van Lennep herdacht. Een allegorie, Amst. 1868; Alckmaria victrix. Kronijk van Alkmaars beleg in 1573, Alkm. en Amst. 1873; Alkmaar. Een echo uit 1573, Haarl. 1874; Leydens wee en zegepraal, Leid. 1874; De Oranje-Meifeesten in 1874, Haarl. 1874; Lauwerbladen uit Neerl. gloriekrans, Den Haag 1875; Amsterdams opstanding, 26 Mei 1578. Een hist. tafereel, Amst. 1878; Aan Neerl. koningin, Utr. 1879; Willem Frederik Hendrik, prins der Nederl., Haarl. 1879; Dichterl. Album, Dev. 1879; Malven en asters. Ged., 2 dln., Amst. 1880; In 't harte van Java, Amst. 1881; In het gebergte Di-Eng, Beverwijk 1884; Een lauwerkrans op des Zwijgers graf, Amst. 1884; Dajang Soembi, Amst. 1887. Voorts vele bijdragen in de Aurora (waarvan H. redacteur was), Holland (Castalia), in 't Dicht-Album, enz. Met J. van Lennep gaf hij uit: Merkwaardige kasteelen in Nederland, met pl., 6 dln., Amst. 1852-'61, 2e dr. 1884 en van M.P. Rosmade (E. Masdorp): Ons volk in zijn historie romantisch geschilderd, 3 dln., Amst. 1858-'60, wijzigde hij een weinig den vorm. Met S.J. van den Bergh gaf hij het Gedenkboek der oprichting van het Monument op den Dam te Amst., Dordr. 1859; met P.J. Andriessen: Panorama van Neêrlands verleden, Dev. 1875-'81.
(Dr. J. ten Brink, Ned. lett. XIX eeuw, blz. 215; Amsterd. Jaarboekje, 1889; Hand. Mij. Ned. Letterk. 1889).