[Abraham des Amorie van der Hoeven Jr.]
Hoeven Jr. (Abraham des Amorie van der), geb. te Rott. 15 Febr. 1821, stud. in de theol. onder de leiding zijns vaders en prom. ook in de letteren. Na zijne reeds in 1843 volbrachte studiën, deed hij de bekende academiereis door Duitschland. In April 1844 werd hij pred. te Boskoop en een jaar later te Utrecht; doch de ongemeen begaafde man overleed reeds 20 Maart 1848.
Hij schreef: Colholms Roos, O-Sprook, Amst. 1841, herdr. in 1879; Herinneringen van mijne academiereis in 1843, Leeuw. 1845. Zijn vader gaf zijn Nagelaten leerredenen uit, Leeuwarden 1850, 1856, 1858 en onder den titel van Proza en poëzy, Leeuw. 1850, de beoordeelingen en bijdragen door zijn zoon in De Referent, De Gids en De Jenaïsche Literatur-Zeitung geplaatst; De godsdienst het wezen van den mensch, Leeuw. 1848. Eene nieuwe uitgave zijner werken verscheen in 3 dln. te Leeuw., 1857.
(Levens- en Karakterschets, door zijn vader vóór de Leerr. geplaatst).