[Johannes Hoek]
Hoek (Johannes), geb. te Engelen (N.-Brabant) 7 April 1813, was pred. te Giethoorn, daarna te Oude-Schoot c.a. en is sedert 1857 te Kampen hulppred., ten behoeve van het Instructie-Bataillon.
Hij schreef: Mina en Betsy, Haarl. 1848, 3e druk Arnh. 1867; De familie Ploegers, 2 dln., Haarl. 1854; Uit het dagelijksch leven, Schoonh. 1851; Twee Novellen, Utr. 1852; De godsdienst in het leven voorgesteld in Novellen, 2 dln., Schoonh. 1856; Bernard Robelius, 2 dln., ibid 1857; Jan Beitel, een kinderhuisjongen. Een verhaal voor het volk, Kamp. 1862; Drie Novellen, Arnh. 1863; Louise van der Heide en Herinneringen eener moeder. Twee Novellen, 2 dln., Arnh. 1864; Agathe, 3 dln., Arnh. 1868; Eene eerste liefde, drama voor Rederijkers, Kamp. 1870; Een oom uit Californie, blijspel voor Rederijkers, Kamp. 1870; Een oom uit Amerika, tnsp., Kamp. 1875; Körners Zriny, metrisch overgezet, Kamp. 1877; Schiller's W. Tell, metrisch overgezet, Kamp. 1878. Voorts novellen, opstellen, drama's en boekaan kondigingen: Nederland, Stads- en Dorpsbibliotheek, Leeskabinet, Maria en Martha, Regenboog, Christelijke Album, Veritas, Tijdspiegel en Vaderlandsche Letteroefeningen.