[Jodocus Heringa Ezn.]
Heringa Ezn. (Jodocus), geb. te Gorredijk 14 Oct. 1765, stud. te Groningen, was eerst pred. te Nijkerk, toen te Vlissingen en werd in 1792, na tot dr. in de godgeleerdheid bevorderd te zijn, hoogl. te Utrecht. In die hoedanigheid wist hij met groote opoffering van hem en zijne ambtgenooten de universiteit te bewaren voor hare verlaging tot een athénée, zooals Napoleon gewild had. Hij overl. 18 Jan. 1840 en liet een merkw. bibliotheek na.
Hij schreef, behalve vele theol. en sticht. werken, onder welke uitmunt zijn menschkundig handboek: Kerkelijke Raadvrager en Raadgever, 4 dln., Utr. 1826-'43; Redevoering bij het overlijden van S.J. van Geuns, Utr. 1795; Ter gedachtenis van J.F. van Beeck Calkoen, Utr. 1813; Redevoering ter inwijding van de [herlevende] Acad. van Utrecht, Utr. 1815. Voorts bijdragen in het Archief voor kerk. gesch. van Kist en Rooyaards, o.a. het levensbericht van J.H. Pareau, in de werken der 3e kl. van het Kon. Ned. Instit., die van 't Nut, het Tijdschr. voor Munt- en Penningk. van Van der Chys, Nieuwe Ned. Bibliotheek, Godgel. Bijdr., Konst- en Letterbode, enz.