[Johannes Hooykaas Herderscheê]
Herderscheê (Johannes Hooykaas), geb. 20 Sept. 1822 te Dokkum, werd 23 Sept. 1840 stud. te Leiden, was pred. te Kamperveen 1847, te Edam 1850, te Nijmegen 1852, tot aan zijn emeritaat, 1883. Hij overleed te Sint-Anna, bij Nijmegen, 15 Maart 1886.
Schr.: Vriendschap, wetenschap, maatschappelijk leven. Toespraak bij gelegenheid der Studenten-reunie, Leid. 1850; De Propaganda, voornamelijk in Protest. landen (van O. Meijer) voor Nederl. bewerkt, Nijm. 1853, 2e dr. Arnh. 1862; De Christen bij zijne dooden, Nijm. 1853. Aan den Jurist, [Mr. J.J.L. van der Brugghen], ambtenaar van het openbaar ministerie in zake moderne theologie. Pleidooi buiten regten, door Tyrus, Nijm. 1862; Aan Cd. Busken Huet, Nijm. 1866; Bloemlezing uit de godsd. geschr. der Israëlieten, Nijm. 1876; Verhalen uit het Oude Testament bijeengebracht, Nijm. 1884. Voorts verscheiden bijdragen in het tijdschr. Nieuw en Oud, waarvan hij van 1860-'71 mederedacteur was, alsmede enkele artikelen in Golgel. Bijdr., Theol. Tijdschr., Biblioth. van moderne theol., Godsd. Album, het Morgenlicht, de Hervorming, en in de geschriften der Evang. Mij., leerredenen hetzij in verzam. van predikatiën door ondersch. kanselredenaars, hetzij afz. als: Een hoorn des overvloeds, herdenking van vijf en twintigj. Evangeliedienst, Nijm. 1872; Niet uitgeworpen. Toespraak, gehouden 9 April 1876, gevolgd door een vonnis tot schorsing in het predikambt, Nijm. 1876; eindelijk eene voorlezing: De godsdienst der ervaring en hare verhouding tot het bidden, in: Godsdienst volgens de beginselen der ethische richting onder de modernen, Den Bosch 1876.
(Hand. Mij. Ned. Lett. 1886.)