voor ons destijds verdrukt vaderland, zoodat de dood hem behoed heeft voor Fransche gevangenschap, en onze vrijwording zijne Holl. natie bewaarde in het geheugen van twee menschengeslachten. Hij overleed te Amsterdam 26 Febr. 1813.
Hij begon met enkele stukjes in de Dichterl. Hss. van zijn leidsman Uylenbroek en schreef: Dinomache of de Verlossing van Athene, trsp., Amst. 1789; Socrates in drie zangen, Amst. 1790, herdr. in 1815; Gedichten, 2 dln., Amst. 1809-'10; De Hollandsche Natie in zes zangen, Amst. 1812, verscheiden malen herdr., 't laatst in 1884; Lofrede op Lucretia Wilhelmina van Merken, op Julianus den Afvallige en Michel Angelo, in proza. Nog is afzonderlijk van hem uitgegeven: Over de oneindige volmaaktbaarheid der menschelijke Natuur, Lierzang, en enkele andere losse verzen meer. Van zijn Lofzang op Jezus van Nazareth zijn 12 Ex. voor bijzondere vrienden getrokken, die 48 regels meer en varianten bevatten, doch die ‘om gewichtige redenen niet in de gewone uitgaven voorkomen,’ Eindelijk ontbreekt in de bundels van Helmers de Lijkzang op B. de Bosch en op de beroemde tooneelspeelster Johanna Cornelia Wattier. In 1815 kwamen zijn Nagel. Gedichten, 2 dln, te Haarlem uit. In 1823 verscheen een derde deel van zijn Gedichten en Nagelaten Gedichten.