[Mr. Gerard van Hasselt]
Hasselt (Mr. Gerard van), zoon van den voorg., geb. te Arnhem 27 Aug. 1751, stud. te Utr. van 1773, vestigde zich als adv. in zijne geboortestad, werd in 1779 adjuncten in 1783 ordinaris secretaris van de rekenkamer van Gelderland, in 1789 burgem. van Arnhem. De omwenteling van 1795 beroofde hem van al zijn posten: raad en historieschrijver, lid der Staten-Generaal, enz. Van 1803-'10 was hij auditeur van Gelderland en chartermeester; sedert dien tijd bracht hij zijn leven in werkzame rust door op Daalhuizen bij Velp en overleed daar 16 Dec. 1825.
Hij schreef: Over de Jacoba's kannetjes, Amst. 1780; Verhandeling over het huis van Maarten van Rossum te Arnhem, Arnh. 1780; Over de eerste Vaderl. Klugtspelen, Utr. 1780; Apologie van Prins Willem I van 1580 met geschiedk. aant., Arnh. 1789; (Anoniem) Kronyk van Arnhem, Arnh. 1790; Stukk. voor de Vad. Historie, 4 dln., Arnh. 1792-'93; Oorsprong van het Hof van Gelderl., Arnh. 1793; Arnh. Oudheden, 4 dln., Arnh. 1803-'4; Het oorspronkelijk schilderij van Karel van Egmond, Hertoge van Gelre en Grave van Zutphen uitgelegd, Haarl. 1804; Twee schetsen van Geldersche klaarbanken van 't Hooge Gerigt van Veluwe en Veluwenzoom aan Engelanderholt, Arnh. 1805; Bijdr. voor den burg van Nijmegen, Arnh. 1805; Bijdr. voor d'oude Geldersche maaltijden, Arnh. 1805; Stof voor een Geld. historie der heidenen, Arnh. 1805; Brieven gewisseld tusschen Nijmegen met hare Spaansche bezetting te Arnhem in 1857, Arnh. 1805; Geld. Oudheden, 1e dl., Arnh. 1806; Geld. Maandwerk, 2 dln., Arnh. 1807; Geld. bijzonderheden, 3 stn., Arnh. 1808-'9; Roosendaal als de prachtigste bezitting van de Geld. Graven en Hertogen en derzelver hofhouding aldaar, met echte bewijzen bekend gemaakt, Arnh. 1808; Het Hertog Rijk van den Hertog van Gelre en zijn Troon Schepter en Kroon nagespoord, Arnh. 1821. Merkwaardig is zijne overbekende uitgave van Kiliaans Etymologicon Teutonicae Linguae, 2 dln., Utr. 1777, en de verzameling zijner adversaria, in de stedel. Bibl. te Arnh. bewaard.