[Pieter Harting]
Harting (Pieter), geb. 27 Febr. 1812 te Rott., stud. sinds 12 April 1828 te Utr., prom. daar 28 Nov. 1835, en zette zich in dat jaar als geneesheer te Oudewater neder. In 1841 werd hij hoogleeraar in plant- en scheikunde te Franeker, in 1843 te Utr.; hij werd in 1875 emeritus, en overleed te Amersfoort 3 Dec. 1885. Zijne veeljarige werkzaamheid was gewijd aan de bevordering der wetenschap, inzonderheid de kennis der natuur, de eer des vaderlands en het heil der menschheid. In het hieronder vermelde levensbericht worden 205 zijner geschr. vermeld, waaronder alom beroemde werken voorkomen.
Behalve veel werken op plant- en dierkunde enz. betrekkelijk, schreef hij: De voorwereldlijke scheppingen vergeleken met de tegenwoordige, in tafereelen geschetst, Tiel 1856; De bouwkunde der dieren. Een boek voor allen die de natuur liefhebben, Gron. 1862, 2e dr., ald. 1871; Gedenkb. van 't gevierde 200-jarig herinneringsfeest der ontdekk. van de mikroskopische wezens door Ant. van Leeuwenhoek, Haag en Rott. 1876; Wetensch. en geloof. Een ernstig woord tot zijn leerlingen gesproken, Utr. 1876; De macht van het kleine, Amst. 1877; Ernstige woorden tot zijne landgenooten, Amersf. 1885; De strijd des levens. Rede uitgespr. bij de opening zijner lessen (26 Sept. 1870). Onder het psd. Dioscorides schreef hij: Anno 2065 (latere druk 2070); Een blik in de toekomst, Utr. 1865, 3de dr. 1870.
(Hand. Mij. Ned. Lett., 1887.)