[Jan van Harderwijk]
Harderwijk (Jan van), broeder van den voorg., geb. te Huizum 4 Oct. 1790, had tot 1838 een handelszaak in koffie en thee te Rott. waar hij overleed 27 Dec. 1858.
Zijn in druk gegeven werken zijn: Lofdicht op Jan van Eijk (in 1822 te Brugge bekr.); Lofdicht op de Noordelijke en Zuidelijke Volkplantingen van Frederiksoord, (ald. in 1823 bekr.); Korte schets van de beroemdste daden onzer voorvaderen en van de bijzonderste gebeurtenissen der Nederlanden, ten einde de vaderlandsliefde bij alle standen, en voornamelijk bij de jeugd op te wekken, (in 1823 ook ald. bekr.); Gedichten, Rott. 1839; De lof der Schilderkunst, cantate, Rott. 1838; Gedachtenis)offer aan J.C. Schotel, Zeeschilder, Rott. 1839; Leerrijke keur uit Benjamin Franklin's Zedek. schriften, (bekroond bij 't Nut), 1843; Frederik Gottlieb Klopstock beschouwd als Mensch, als Dichter en als Christen, Amst. 1843; Gedachten bij de slooping van het gebouw de Zuiderkerk der Nederd. Geref. Gemeente te Rotterdam. Dichtst., Rott. 1844; Redevoeringen, Dordr. en Rott. 1844; Gezangen bij gelegenheid van het Examen en de prijsuitdeeling der Rott. Dep. school, Rott. 1845; December 1848. Bij de inhuldiging van Z.M. Willem III 12 Mei 1849, Rott. 1849; Herinnering aan den Kunstschilder Willem Hendrik Schmidt, 's Hage 1849, Rott. 1849; Levensberigt van R.H. van Someren, (Hand. Mij. Ned. Lett.) 1853; Gysbrecht Karel van Hogendorp. Lofdicht, Rott. 1853; Luim en Ernst afgeluisterd in den vreemde, met pl., Rott. 1854; Oud en Nieuw, uit de portefeuille van Narrator bijeen verzameld, Rott. 1854; Het bezoek of de wijsheid van vader Philander, medegedeeld door Christianus, Rott. 1855. Voorts Proeve van een lofrede op H. van Alphen in de Mnemosyne en bijdragen in den Muzen-Alm., de Letteroef. en De Fakkel.
(Hand. Mij. Ned. Lett., 1859.)