[Desiderius Petrus Antonius de Haerne]
Haerne (Desiderius Petrus Antonius de), te Ieperen geb., 4 Juli 1804, studeerde aan het college zijner geboortestad en trad vervolgens in het Seminarie van Gent, dat hij verliet in 1823, om in het Atheneum aldaar den godsdienst te onderwijzen. Een jaar later werd hij studieprefect aan het stadscollege van Kortrijk. Bij de sluiting van dit gesticht, in 1829, werd de Haerne onderpastoor te Moorslede; doch kort daarna ontving hij zijne benoeming als professor van rhetorica aan het college van Roeselare, en nauwelijks was hij daar aangesteld, of hij moest onderpastoor der Sint Jacobskerk te Brugge worden. Bij de omwenteling van 1830 werd de Haerne lid van het Nationaal Congres. In 1833 hernam hij zijn leeraarsambt te Kortrijk, van welk arrondissement hij volksvertegenwoordiger is sedert het jaar 1844.
Hij schreef vele Fransche werken en in het Nederlandsch: De Tongvallen van Groot-Bretanje in verband met de Vlaemsche of de Nederduitsche tael, Gent 1852; De Keltische Tongvallen in verband met de Nederduitsche taal, door Mgr. de Haerne, volksvertegenwoordiger, Gent 1880.