[Jacob Godfried Haafner]
Haafner (Jacob Godfried), eigenlijk Haffner, geb. in 1755 te Halle, (waar zijn vader, uit Colmar in den Elsas afkomstig, 30 Juli 1763 geprom. werd; deze vestigde zich te Amst. om met de zijnen in dienst der O.-I.C. naar Indië te gaan; hij overl. aan De Kaap); na twaalf jaren sukkelens werd Jacob bij de Compagnie op de Kust van Coromandel in dienst genomen en bevorderd. Na de verovering dezer bezittingen in 1781, geraakte hij in part. betrekkingen en vert. o.a. een Malabaarsch hs. voor den geleerden Wm. Jones in 't Engelsch. Zes jaar later kwam hij hier terug, woonde te Amst., schreef in een zeer fraaien stijl over zijne persoonlijke lotgevallen, de gebeurtenissen en toestanden in Indië. In 1808 trouwde hij te Buiksloot, waardoor wij de hier gebruikte juiste schrijfwijze van zijn naam kennen, uit het Amst. ondertrouwregister. Reeds 3 Sept. 1809 overleed hij te Amst.
Schr.: Lotgevallen op eene reis van Madras over Tranquebar naar het eiland Ceylon, Amst. 1806; Reize in een palanquin of lotgevallen op een reize langs de kusten Orixa en Coromandel, 2 dln., Amst. 1808; Reize te voet door het eiland Ceylon, Amst. 1810, 2e dr. Haarl. 1852; Lotgevallen en vroegere zeereizen, Amst. 1820; Reize naar Bengalen en terugreize naar Europa, Amst. 1822; Proeve van Indische dichtkunde volgens den Ramayan, naar het Sanskrit, Amst. 1823. Zijne nagelatene geschr. zijn bezorgd door zijn zoon Christiaan Matthias Haffner, geb. te Amst. 1791 en ald. overl. 4 Jan. 1849. Gezamenlijk werden zij herdrukt in 4 dln., Amst. 1826-'27. Voorts bekroonde Teylers Genootschap in 1805 met goud zijn: Onderzoek naar het nut der zendelingen en zendelinggenootschappen in de twee laatste eeuwen. Zijne reizen zijn in 't Hoogd. vertaald.