[Fredericus Christianus de Greuve]
Greuve (Fredericus Christianus de), geb. 6 Dec. 1792 te Amst.; zijn vader Godewijn Christiaan was daar kostschoolhouder, die voor het Volkslees- of onderwijzershandboek over ambachten, bedrijven, enz. in 1806 bekroond werd. De zoon zou tot geestelijke worden opgeleid en werd daarom in 1811 naar de katholieke universiteit te Munster gezonden; in 1812 ging hij naar het seminarie te Warmond en in 1814 naar Rome, waar hij tot priester gewijd werd. In 1817 werd hij hulpgeestelijke te Amst., daarna te Groningen en te Utrecht. In 1825 werd hij pastoor te Nieuwendam en 't zelfde jaar hoogl. bij het nieuw opgericht collegium philosophicum te Leuven; in 1830 naar Noord-Nederland gevlucht, werd hij buitengewoon hoogl. in logica, metaphysica, geschiedenis der philosophie, enz. te Gron. en overleed daar 29 April 1863.
Hij schreef: Letterhof voor Roomsch katholijken, Amsterd. 1822; Dichtbundel, 's Bosch 1823-'24, 2 dln.; J.M. Sailers beknopte herinneringen aan jonge predikers, vrij vertaald, 's Bosch 1826; Wederlegging van Ph. W. van Heusde's eerste proeve van wijsgeerige navorschingen in de talen: Hoe komt de mensch tot waarheid? door een beoefenaar der wijsbegeerte, Gron. 1837; Brieven in antwoord op de brieven van den Hoogleeraar Ph. W. van Heusde over het beoefenen der wijsbegeerte, inzonderheid in ons Vaderland en in onze tijden, met bijvoeging van aanmerkingen op deszelfs taalnavorschingen, Gron. 1838; Het leven van Jezus, critisch verdedigd tegen Dr. D. Fr. Strauss, Gron. 1840-'42, 3 st.; Aan den napluizer van Prof. Opzoomer's redevoering over de wijsbegeerte, den mensch met zich zelven verzoenende, Gron. 1847; Redeneerkunde: eene handleiding bij de beoefening dier wetenschap, Gron. 1862. Verder nog een menigte losse stukken over taalkunde en wijsbegeerte in verschillende tijdschriften.
(Hand. Mij. Ned. Lett. 1864.)