[Frederik Hendrik Greb]
Greb (Frederik Hendrik), geb. te Rott. 31 Dec. 1813, werd bestemd voor den tabakswinkel zijns vaders, doch legde zich toe op de letteren, waardoor hij in aanraking kwam met Van der Hoop, Bogaers en Lublink Weddik. In 1836 vertrok hij naar Rijswijk, in 1840 naar Den Haag, waar hij het tooneel betrad; in 1842 vertaalde hij voor Nayler; in 1850 werd hij administrateur bij Peters, in 1854 bureaulist bij het Fransche theater, in '55 boekhouder en vertaler bij den Amsterd. schouwburg, destijds onder 't beheer van J.E. de Vries, met wien hij in 1860 naar Rotterdam ging, waar hij in 1867 door ziekte werkloos werd en in kommervolle omstandigheden 29 Sept. 1868 overleed.
Schr.: Gedichten, 's-Grav. 1838; November 1813 herdacht, ald. 1838; Tooneelen uit het dagelijksch leven, Dordr. 1839; Gaston van Foix, 's-Grav. 1842; Nieuwe Gedichten, ald. 1843; Opwekking voor Neerlands toekomst, ald. 1849; Het feestvierend Rotterdam, bij de inwijding der nieuwe schouwburgzaal, ald. 1853; Verspreide Gedichten, Amst. 1855; Godsdienstig A B C, Leiden 1855. Bovendien bijdragen in Jaarb. voor Rederijkers 1856-'62.