[Jacob Goethals]
Goethals (Jacob), geb. te Kortrijk, 12 Aug. 1759, uit aanzienlijke burgers, van oudsher befaamd om hunne liefde voor kunsten en wetenschappen. Goethals begon zijne studiën bij de Jezuïeten te Kortrijk en voltooide deze te Leuven aan de Hoogeschool, waar hij zich toelegde op de godgeleerdheid. In zijne geboorteplaats teruggekeerd wijdde hij zich vooral aan de geschiedenis. Alhoewel gebukt onder het geweld des vreemden dwingelands Bonaparte, wilde hij het toch beproeven bij zijne land- en stadgenooten het vaderlandsch gevoel op te wekken. Met gevaar van vervolgd te worden gaf hij in den Kortrijkschen Almanak, 1805 1814, geschiedkundige verhalen uit, die op eigen bodem, ter eere van het Vlaamsche volk, waren voorgevallen. Inzonderheid beschreef hij den Sporenslag. De voornaamste dezer bijdragen gaf hij in een boekdeel van 256 blz. naamloos uit onder den titel: Chronologische aenteekeningen, raekende 't gonne tot Cortrijk ende omstreeks voorgevallen is, verzameld uyt menigvuldige auteurs ende eventydige handschriften, Kortrijk. Zoodra de zon der vrijheid voor Nederland weer opging, verzamelde Goethals zijn halfverscholen almanaknieuws in 2 boekdeelen, welke in de jaren 1814-1815 verschenen onder den titel: Jaerboek der Stad en oude Canselry van Kortryk, verzameld uyt menigvuldige Auteurs en Handschriften, Kortrijk. Dit werk was slechts het begin van den reuzenarbeid, welke hij onvoltooid liet bij zijn dood, die voorviel 6 Sept. 1838. Het handschrift: Kronijk van Kortrijk en West- en Fransch-Vlaanderen, dat hij naliet, besloeg niet minder dan 85 deelen in 80 en 18 deelen in 40. Goethals heeft ook in het Fransch en het Latijn geschreven. Nog tijdens zijn leven schonk hij aan de stad Kortrijk zijne boekerij, bestaande uit 12,000 gedrukte boekdeelen en 300 handschriften.