[Barend Glasius]
Glasius (Barend), geb. te Amsterdam 18 April 1805, was de kleinzoon van prof. Van Nuys Klinkenberg, wiens beschikkingen hem zijne opleiding tot de zeevaart deden verwisselen voor die tot het predikambt. In 1818 bezocht hij de Amst. Latijnsche school, van 1822-'27 de Utr. Academie; hij werd in 't volg. jaar pred. te Slijk Ewijk-en-Oosterholt en in 1836 door koninklijke benoeming van den Collator, te Geertruidenberg. Daar bracht hij hoogst werkzame jaren door, om zijne gaven en persoonlijkheid geëerd; in 1861 werd hem te Utr. het theol. doctoraat geschonken. Na zijn emeritaat, April 1879, woonde hij te Breda, en overleed daar, 12 Juli 1886.
Hij schreef: Gesch. der Christ. kerk in Nederl. vóór de kerkhervorming, 3 dln. Leiden 1833-'36; Verhandeling over Erasmus als kerkhervormer (bekr. bij 't Haagsch genootschap met de dubbele gouden medaille); Gesch. der Chr. kerk in Nederl. na de kerkhervorming tot 1840, 3 dln., Amst. 1841-'44; Tafereelen uit het leven van Christen martelaars vóór en na de kerkhervorming in de Nederl., Dordr. 1841-'47; Godgeleerd Biogr. woordenb. van Ned. godgeleerden, 3 dln., 's-Hert. 1851-'56; Schetsen en beelden uit de Nederl. Hervormingsgeschiedenis, 's-Hert. 1851; Machteld, (psd. G. van den Berg) 2 dln., 's-Hert. 1858; Gesch. der Nationale Synode van Dordrecht, 2 dln., Leid. 1860-'61. Voorts leerredenen, toespraken en verspreide opst., waarvan de uitvoerige lijst in het hieronder aangeduide levensbericht voorkomt.
(Hand. Mij. Ned. Lett., 1887.)