[Wybrandus de Geest]
Geest (Wybrandus de), een kleinzoon van zijn' naamgenoot, den bekenden zwager van Rembrandt, woonde te Amsterdam, waar hij schilder en ook ‘tooneelspeelder’ was en vóor 1715 overleed.
Uit de nagelaten papieren van zijn grootvader stelde hij samen: Pronkaltaar der schilderkonst, Leeuw. 1698 en Kabinet der Statuen ons van d'aaloudheid nagelaten, waarby gevoegt is een naauwkeurige Leidtsman in Romen, Amst. 1702. Naar K. van Mander bewerkte hij: Den Leermeester der schilderkonst, nu ontrijmd, Leeuw. 1702. Verder schreef hij: De triomfeerende Muzyk, kamersp., Amst. 1698; De manzieke vrijster, kluchtsp., Amst. 1700; Herderszang op het Eeuwgetijde, Amst. 1700; Rijmoefeningen, Leeuw. 1700; De wederspannige Zoon, kluchtsp., Leeuw. 1702; Valentinus, treursp. 1707, waarachter: Zielszuchten, in rymklanken uitgeboezemd; Juvenalis vijfde schimpdicht in Nederd. vaerzen, Leeuw. 1708; Hondert taferelen, opgehangen in den tempel der waarheid, Leeuw. 1709; Boëtius, treursp., Leeuw. 1711; Den Heilandt gebooren, Leeuw. 1712. In het voorbericht van het door hem nagelaten harders-spel Philander en Kaliste, Leid. 1716, wordt hij Tooneelspeelder genoemd.