[Jacobus Geel]
Geel (Jacobus), werd 12 Nov. 1789 geb. en den 20en in de N. Zijdskapel te Amst. gedoopt. Zijn vader was toen kantoorbediende en daarna lid der firma Geel en Sappius ‘in venster- en spiegelglazen.’ Jacobus - later vindt men Jacob - werd in zijne geboortestad voor de studie opgeleid, was gouverneur, het laatst in Den Haag, en kreeg in 1823 de betrekking van tweeden bibliothecaris te Leiden, om vijf jaar later die boekerij geheel te besturen, met den titel van prof. hon.; in 1859 werd hij door verzwakte lichaams- en zielskrachten gedrongen zijn ambt neder te leggen en overl. aan den Scheveningschen weg, 11 Nov. 1862. Zijne vrienden hebben met veel nauwgezetheid zijn wensch vervuld om geen levensbeschrijving van hem te geven. Zij zou een verhaal geweest zijn van eene eerlijke afkomst, een onbevlekten wandel, een hoogst werkzaam leven, en bovenal een schitterend hoofdstuk in de gesch. van ons proza.
Hij vertaalde de autobiographie van Prof. A.H.L. Heeren, Den Haag, 1822 en schr. behalve Lat. verh. en een Fr. stukje, benevens boekbeoord. in De Gids; Gesprek op den Drachenfels, Leid. 1835; Meded. aan alle recenseerende geleerden in ons Vad., Amst. 1838; Onderzoek en Phantasie, Leid. 1838, 2e dr. 1841; Het Prosa, 2e verb. dr. Leid. 1841; gezamenlijk, met een voorrede van W.P. Wolters, uitgegeven, Leid. 1871, 5e dr. ald. 1886. Hij gaf de bekende vertaling van Sterne's Sentimenteele reis, Amst. 1837, 2e dr. Haarl. 1859, 3e dr. Amst. 1870. In 1873 verscheen: Wat Proza, Leid. 1873.