pred. te Serooskerke, en in 1707 te Vlissingen, waar hij in 1709 eveneens rector der Lat. school werd en 14 April 1728 overl.
Behalve een aantal godgeleerde geschriften, gaf hij: Nut- Tijdverdrijf, Davids Psalmen in rijm, op muzijk, en proeven op de zinspreuken van Salomon, Amst. 1686, 2e dr. 1696; Dichtmatige uytbreijding over het Hooglied Salomons, 1697, 2e dr. 1724; Walchersche Arcadia, Leid. 1715 2, dln. 2e dr. 1746: De CL Psalmen Davids in dichtmaat gebragt, Vliss. 1717, 2e dr. Amst. 1722; Eene vertaling van Boëthius vertroostinge der wijsbegeerte, Amst. en Gouda 1703, 2e dr. 1722.
(Vrolikhert, Vliss. Kerkhemel, 211-216.)