[Johan Hendrik Gallée]
Gallée (Johan Hendrik), geb. te Vorden 9 Sept. 1847, stud. en prom. te Leiden in de letteren, werd in 1872 leeraar in de Nederl. taal en letterk. aan het Gymn. en de hbs. te Haarlem, in 1879 lector aan de Universiteit te Utrecht, en leeraar aan het Gymn. aldaar en in Sept. 1882 hooglaldaar in de Oud-Germaansche en verge. lijkende taalkunde.
Hij schreef: Geschiedenis der dramatische vertooningen in de Nederlanden gedurende de Middeleeuwen, Haarlem 1873; Academie en kerkeraad 1617-1632, Utr. 1877, 2e dr. 1878; Gutiska. Lijst van Gotische woorden, wier geslacht of buiging naar analogie van andere Gotische woorden of van het Oud-Germaansch wordt opgegeven, Haarl. 1880 en Gutiska II, De Adfectiva en hunne suffixen, 1882; Nog eenige ten opzichte van genus of flectie onzekere Gotische woorden, Utr. 1882; De invloed van de taalstudie op het gebied der letteren en op de mythologie. Redevoering, Utr. 1883; Onze volkstaal. Woordenlijst van het Dialect van De Graafschap; Register op Nederl. taalkundige tijdschriften, Haarlem 1881, Kuilenburg 1886. Verder gaf hij tal van taalkundige artikelen en bijdragen in De Taal- en Letterbode, De Nederl. Spectator, Taalk. Bijdragen, Gids, Tijdschrift der Maatsch. v. N. Lett., Eigen Haard, De Bode (waarvan hij redacteur was, doch die slechts één jaar (1877) bestond) en in enkele buitenlandsche tijdschriften, ook een paar taalk. werken in het Duitsch en Engelsch. In Bijdr. Hist. Gen. te Utrecht 1881, gaf hij nog: Berijmd verhaal van het beleg van IJselstein.