[Jacobus Antonie Fruin]
Fruin (Jacobus Antonie), geb. te Rotterdam 8 Juni 1829, broeder van den voorg., was er eerst advocaat, rechter-plaatsvervanger en lid van den Gemeenteraad, daarna (1858) Referendaris aan het Ministerie van Financiën, in 1859 Jur. prof. te Utrecht en sedert 1877 lid van den Raad aldaar en overleed er 1 November 1884.
Hij gaf vele grootere en kleinere opstellen van rechtsgeleerden inhoud, vooral in de Bijdragen tot de kennis van het Staats-Provinciaal en Gemeentebestuur (waarvan hij een der redacteurs was) en sedert 1873 in de Nieuwe bijdragen voor Rechtsgeleerdheid en Wetgeving. Voorts: Redevoering over het nut der geschiedk. beoefening van het Fransche recht voor de wetensch. verklaring onzer burgerlijke Wetgeving, Rott. 1860; Oratio de privati iuris nostri codicibus assidue corrigendis et supplendis, Utr. 1866; Redevoering over den strijd tusschen het Canonieke en het Romeinsche Recht in de Middeleeuwen, Utr. 1879. In den laatsten tijd van zijn leven hield hij zich vooral met de rechtsgeschiedenis van Nederland bezig en was een der oprichters der Vereeniging tot uitgave der bronnen van het oude Vaderl. recht, in wier werken hij, in samenwerking met prof. M.S. Pols, Het Rechtsboek van den Briel door Jan Matthijssen in 1880 uitgaf, en alleen De oudste rechten der stad Dordrecht, 2 dln., in 1882. Tot hetzelfde vak van studie behoort zijn Verhandeling over de Anfang en de slichte Clage umme varende have, uitgeg. in de Werken der Kon. Akad. v. Wetensch. in 1871; Instructie voor de stad Haarlem, ontworpen door Ph. Wielant, Utr. 1874.
(Hand. Maatsch. Ned. Lett., 1886.)