[Hendrik Frijlink]
Frijlink (Hendrik), werd geb. 1 Sept. 1800 te Amst., waarheen Abr. Frielink, zijn grootvader, uit Almelo gekomen was; zijn vader, in April 1808 overl. te Alkmaar, liet hem jong en onverzorgd achter; de knaap keerde naar Amst. en trad met gering onderwijs en nog geringer middelen het leven in. Door zelfoefening werd de merkwaardige jongeling een wetenschappelijk man. In 1823 werd hij boekverkooper in 't klein, weldra uitgever, ook van eigen geschr. en is na eene verdienstelijke loopbaan van 46 jaar zeer bevorderlijk geweest aan de verspreiding van geneesk. boeken, kinder- en leerboeken en, door zijn Leeskabinet (1834) aan de period, fraaie letteren. Hij overleed 18 Dec. 1886.
Hij schreef en gaf uit: Woordenboek voor de uitspraak van vreemde eigennamen, met een uitvoerige uitspraakleer van de voornaamste Europeesche talen, 1852. (Het eerste is een navolging uit het Hoogd., het laatste oorspr.); Over de interpunctie, 1857; Nieuw handboek der Aardrijksk. met geschiedk. aant., 1858, 4e dr. 1866; E. Wolff geb. Bekker en A. Deken, zoo uit hare geschriften als uit andere bescheiden geschetst, met bijvoegsels en verbeteringen, 1862; Goethe's Faust nagevolgd, 1866; Uit drie bloemhoven. Liederen en Liedjes van Bürger, Schiller en Goethe, 3e dr. 1868; Dr. C.A. Kortum, De Jobsiade. Grotesk-komisch heldendicht, naar 't Hoogd. gevolgd door N.B. Lachman (psd.) 1872; Gevleugelde woorden, 1871, '72, '75, waarover de oorspr. verzamelaar, prof. Büchman, echter niet bijzonder tevreden was. Op zijn 84ste jaar gaf hij nog: Arend Fokke, Simonsz., Amst. 1884. In Het Leeskabinet is nagenoeg een derde van zijn hand; voorts een menigte van vertalingen, navolgingen en vlugschriften. Door zijne vertalingen werden Bulwer en Dickens hier te lande algemeen bekend.
(A.C. Kruseman, Bouwstoffen, II, 325.)