[Henricus Fabius]
Fabius (Henricus), geb. 7 Mei 1827 te Amst. werd daar aan het gymn. onderwezen en krachtens het bekende staats-examen reeds in '45 naar het Athenaeum bevorderd; 13 Sept. 1847 als medisch student te Utrecht ingeschreven, prom. hij aldaar 20 Jan. 1853. Zijn dissertatie, De spirometro ejusque usu, werd in het Ned. vertaald opgenomen in Donders' Ned. Lancet, 1853 en in 't Hoogd. in Zeitschrift für rationelle Medicin, Heidelb. 1853. Hij vestigde zich in zijne geboortestad en had het voorrecht daar eene uitgebreide practijk uit te oefenen, totdat gezondheidsredenen hem verplichtten die in den zomer van 1886 neder te leggen. In philantropischen geest arbeidt hij sedert lang, ook door zijn onvermoeiden strijd tegen den sterken drank, zoo met geschriften als voordrachten in een zelden zoo juist getroffen volkstoon. Sedert 1858 is hij redacteur van De Goeden-Raadgever, waarin vele bijdragen in proza en dicht, meest onder de psd. H. Abusif of Dr. Boon Metius. Verder schreef hij bijdr. in het Ned. tijdschrift voor Geneesk. (o.a. over de croup), en in De Ned. Spectator, gaf de verslagen over de in 1858 en '59 te Amst. heerschende ziekten en was lid van de commissie, die het supplement op de Pharmacopoea Neerlandica en op De Nederl. Apotheek samenstelde.
Reeds als student - en onder die benaming, schoon door ieder als schrijver erkend - gaf hij: Kleine Gedichten voor de lieve jeugd aan de hoogere scholen, naar Mr, Hieronymus van Alphen, Amst. 1846, 7e druk, Amst. 1858. Als Dr. Boon Metius schreef hij: De kleine Bram of de de Akademie-reis [van Abr. des Amorie van der Hoeven Junior], Amst. 1847.