[Willem Bernard Johannes van Eyk]
Eyk (Willem Bernard Johannes van), geb. te Utrecht, 31 Jan. 1826, stud. ald. en prom. in 1852, was 1852-'55 pred. te Hindeloopen, en sedert 1856 te Deventer, waar hij tevens de betrekkingen vervulde sedert 1863 van bibliothecaris en sedert 1867 van hoogleeraar aan het Athenaeum. In 1877 werd hij inspecteur van het lager onderwijs in Noord-Holland, en in 1878 bij het in werking treden der nieuwe wet districts-schoolopziener. In 1886 werd hij benoemd tot inspecteur van het Middelb. onderwijs, en woont als zoodanig te 's-Gravenhage.
Als student gaf hij reeds gedichten in den Utrechtschen Volksalmanak, in den Studentenalmanak, in den Miniatuuralmanak en Erato, van welke beide laatstgenoemde hij mede-redacteur was. Ook was hij in 1858 en '59 redacteur van Uit 's Levens leerschool, te Deventer verschenen, en sedert 1864 van de Vaderl. Letteroef. welke hij tot 1875 uitgaf met Dr. Joannes Wilhelmus Bok (geb. te Burg op Texel 6 Nov. 1832, achtereenvolgens pred. bij de Remonstr. te Hazerswoude, Oude-Wetering, Utrecht en sedert 1868 te Amsterdam). Behalve bijdragen in bovengenoemde tijdschriften (soms onder het psd. W. Bivé), in Holland, Daphné, Gelderland, Vergeet-mij-niet, den Nederl. Spectator enz. eenige kleine stukjes en een paar preeken, schreef hij: Hendrik Voes. Een tafereel uit de geschiedenis der martelaren voor de Evangel. Godsdienst-vrijheid (1522-1523), Leeuw. 1854; Giordino, Romantisch gedicht, Dev. 1858; Vrouwenspiegel, Dev. 1858; Homiletische paragraaf, Utr. 1860; Een nieuwe lap op een oud kleed, Utr. 1862; De Hebreeuwsche leerstoel te Deventer, Dev. 1868; Een Stichtenaar op den Deventer leerstoel, Utr. 1868; Het openbare lager onderwijs voor Europeanen in Neêrl.-Indië, Dev. 1870; Op den drempel der Maatschappij, Utr. 1870; De Palaeotypographie, meer bijzonder de Prototypographie te Deventer tot 1500. In 1864 en 1872 gaf hij ook het 2de en 3de deel uit van den Catalogus der Deventer bibliotheek. In De Gids van 1887 schreef hij: Een liefdedrama uit de 14e eeuw, dat eene studie over Petrarca bevatte. Verder schreef hij in het Handelsblad over Prijsuitdeeling op de lagere school, en in De