[Mr. Franciscus Nicolaas Marcus Eyck]
Eyck (Mr. Franciscus Nicolaas Marcus), heer van Zuilichem, werd geb. te Utrecht 26 Aug. 1806, uit een regeeringsgeslacht, dat in den patriottentijd en onder de Fransche overheersching eene in 't oogvallende rol had gespeeld en daarna buiten openbare betrekking bij Maartensdijk woonde op een landgoed, door den grootvader aangelegd, door zijn zoon en zijn kleinzoon uitgebreid door aankoop en ontginning en steeds bestemd tot hun afgezonderd verblijf. Deze kleinzoon was een geboren bouwkundige, doch zijn vader ontzeide hem de wetenschappelijke studie der architectuur, zoodat het talent verloren ging, dat ons een nationalen bouwmeester had kunnen geven. Hij begon zijne acad. loopbaan in zijne geboortestad als litt. student, 5 April 1824, prom. in de rechten, nam deel aan de wapening van 1830, en wijdde zich als autodidact aan de studie onzer oude gebouwen; daartoe trok hij ons land door om opmetingen te doen van kerken, bouwvallen, oude kasteelen, torens en wat tot onze vaderl. architectuur behoort. Hij was zeer bevriend met den architect A. Oltmans, die vóorlang eene commissie als die der latere rijksadviseurs begeerde. Eyck heeft de uitkomsten zijner nasporingen in het gebied der Nederl. bouwkunst, waartoe hij Noord-Brabant en Limburg eerst later rekende, genoegzaam algemeen gemaakt om zijne kennis en werkzaamheid te doen waardeeren. Twintig jaar lang, tot 1866, was hij burgemeester van Maartensdijk en overl. daar op zijn genoemd buiten op nieuwjaarsdag 1876.
Behalve een paar brochures van administratieven aard, gaf hij zijne groote of kleinere opstellen uit in bijna alle daartoe geschikte vervolgschriften, jaarboekjes en verzamelwerken: bij het Hist. Gen, te Utr. in De Vrije Fries, Tijdschr. van Van der Monde en Van der Meulen. Afzonderlijk verscheen: Kort overzigt over de versterkingen en kasteelen in ons land tot op de 16e eeuw, Montfoort 1850; benevens een drietal werken in het fransch over den ogiefstijl onzer kerken, de Romaansche kerken en aant. over kerken in 't zuiden van ons land. Een volledig overzicht van zijn geheelen arbeid zou voor dit onderdeel onzer historie zeer belangrijk zijn.
(Ned. Spect. 1876.)