[Geeraard Edward van Even]
Even (Geeraard Edward van), geb. 6 Dec. 1821 te Leuven, was de zoon van een handelaar in oudheden. Zijne omgeving boezemde hem den lust voor studie en smaak in, waarom hij onderscheiden colleges aan de Hoogeschool aldaar volgde. Hij werd in 1846 onder-bibliothecaris der Universiteit, en in 1853 archivaris der stad.
Behalve eenige Fransche werken, schreef hij: Borstbeeld van den schilder P.J. Verhaeghen (levensschets), Diest 1845; Levensberigt van Dr. Johan Libens, Diestenaer, religieus van de orde van den heyligen Augustinus en professor by de faculteit der godgeleerdheid aen de hoogeschool van Leuven, Diest 1845; Levensberigt van den Schilder Quintin Metsys; Leuven 1846; Levensberigt van den Portretschilder Hendrik Anna Victoria van der Haert, Diest 1847; Geschiedenis der stad Diest, Diest 1847-'50; Over de Rederykkamer Het Lindenbloemken, te Molle, Leuven 1850; Twee Refereinen betrekkelijk tot de geschiedenis van Leuven door Jan Stroosnijder, Vlaemschen dichter uit de 16e eeuw, heruitgegeven met inleiding en aenteekeningen, Leuven 1852; Justus Lipsius, als vaderlander beschouwd, Leuven 1853; Jaerboeken der stad Leuven van 270 tot 1507 in 't Latyn opgesteld door Petrus Divaeus, in 't Nederduitsch overgebragt door W.A. van Dieve, thands voor de eerste mael gedrukt, met inlasschingen en aenteekeningen, van Edward van Even, Leuven 1856-'57, 2 dln.; Nederduitsche Kunstenaers vermeld in de onuitgegevene Geschiedenis van Leuven door J. Molanus (1585), Amst. 1858; Het Landjuweel van Antwerpen in 1561, eene verhandeling over dezen beroemden wedstryd tusschen de Rederykkamers van Braband, bewerkt naer eventydige oorkonden en versierd met 35 platen, naer teekeningen van Frans Floris en andere meesters uit de 16 eeuw, Leuven 1861; Quintin Metsijs of de zegeprael der liefde, too-