[Gerlacus van den Elsen]
Elsen (Gerlacus van den), geb. te Gemert 13 April 1853, ontving zijne eerste opleiding in de door hem beschrevene Lat. school aldaar, stud. sinds Oct. 1869 in de abdij der Praemonstr. van Berne te Heeswijk, tot zijne priesterwijding in 1876 en werd twee jaar later kapelaan van Berlicum. Hiervan werd hij in April 1880 teruggeroepen, om zich uitsluitend bezig te houden, met het hem reeds in 1875 opgedragen onderwijs in de H. Schrift, waarbij in 1884 de lessen der kerkgeschiedenis, in '86 die der humanoria gevoegd zijn, terwijl het daaraanvolgende jaar hem de post van supprior der abdij werd toevertrouwd.
In de eerste vijf jaren van zijn priesterschap werkte hij mede aan het Zondagsblad van de H. Familie, gaf daarna opstellen in De Katholiek, Die Geschichtsblätter von Magdeburg, Kath. Volksmissionaris, Bijdr. voor gesch. bisdom Haarlem (over de Abdy van Middelb.), Tijdschr. Noordbrab. Gesch., te Helmond uitgeg., (Stichtingsoorkonde der Abdij van Berne), en in De Bode van Averbode. Het scherpe oog van prof. Van den Elsen ontdekte in de schutbladen van een Keulsch drukwerk van 1538 fragmenten van den Borchgrave van Couchi, door den hoogl. M. de Vries uitgeg. in het Tijdschr. voor Ned. Taal- en Letterk., VII, 97-250. Afzonderlijk verschenen: De H. Kunera, 's-Hertogenbosch, 1883; Gesch. van de Lat. school te Gemert, ald. 1887; O.L. Vrouwe van Handel, Tilburg 1887.