[Johannes Dyserinck]
Dyserinck (Johannes), geb. te Haarlem 12 Maart 1835, ontving daar zijne letterk. opleiding onder P. Epkema, en zijne kerkelijke aan het Doopsgez. sem. te Amst., werd 1 Mei 1855 stud. te Leiden en is daar in 1884 met den doctorstitel hon. causa vereerd; werd Doopsg. leeraar aan Den Helder in 1861, 18 jaar later te Vlissingen, in 1884 te Rotterdam.
Schr.: Verscheidenheden, Haarl. 1867; Godsd. overdenkingen, 2 dln., ald. 1868-'69; Gebeden bij de Godsd. overd., 1870; Levensbericht van Mr. Hugo Beijerman, (Hand. Mij, Ned. Lett., 1871); Vrede zij in uwe vesting, (toespraak bij het 2de eeuwfeest van Aardenburgs verdediging), Haarl. 1872; De Apocriefe Boeken des O.V., uit het Gr. opnieuw vertaald, Haarl. 1872-'74; De Psalmen, uit het Hebr. opnieuw vert., Haarl. 1877; Vondels sterfdag gevierd, Rott. 1879; Ter nagedachtenis van Jacobus Bellamy, Midd. 1881; Hildebrands Camera Obscura, verm. herdruk uit De Gids, Midd. 1882; Het Boek der Spreuken, uit het Hebr. opnieuw vert., Haarl. 1883; De vrijstelling van den eed voor de Doopsgez., verm. dr. uit De Gids, Haarl. 1883; Hulde aan Betje Wolff en Aagje Deken, Midd. 1884. Voorts bijdragen en stukken in de Godgel. Bijdr., het Theol. Tijdschr., De Gids, De Nederl. Spectator en De Nieuwe Rotterdamsche Courant.