[Jonkheer Jacob Duym]
Duym (Jonkheer Jacob), geb. te Leuven omstreeks 1547, was kapitein van een vendel voetknechten onder Willem I, werd in 1584 door de Spanjaarden krijgsgevangen gemaakt en tegen zwaar losgeld twee jaar later ontslagen. Zijne gevangenschap op het kasteel van Namen had hem voor den dienst ongeschikt gemaakt; hij vestigde zich te Leiden, waar hij in 1606 nog woonde op de Hooigracht en hield zich sedert dien tijd met letterkundige zaken bezig.
Van hem zag het licht: Een Spiegelboeck, inhoudende ses spiegels, waerin veel deuchden claer aen te mercken zyn, seer cortwylich ende stichtel. voor allemenschen om te lesen, Leid. 1600; Een Ghedenckboeck, het welck ons leert aen al het quaet en den grooten moetwil van de Spaingnaerden en haren aenhanck ons aenghedaen te ghedencken, ende de groote liefde ende trou van de Princen uit den Huyse van Nassau aen ons betoent, eeuwelich te onthouden, Speelwys in dicht ghestelt door Jacob Duym, Leid. 1606; (dit boek bevat zes tooneelstukken, t.w.: Ned. Maegd, Balthasar Gerards, Ontzet van Leiden, Beleg van Antwerpen, Inneming van Breda, Bewijs dat een goede oorlog beter is dan een geveinsde vrede); Oudt-Bataviën nu genoemt Holland. Hoe ende in wat manieren, ende van wien Hollandt, Zeelandt ende Vrieslandt eerst bewoont is geweest, auctore Saxo Grammaticus, Leid. 1606; Corte historische beschryvinghe der nederlandsche oorloghen van den beginne ende aenvangh af der beroerten tot het twaelfjarig bestand toe, Arnh. 1609, 1612 en 1614, Amst. 1646.