[Josua Hendrik Duisdeiker Lz.]
Duisdeiker Lz. (Josua Hendrik), geb. te Amst. 5 Nov. 1814, wijdde zich eerst aan 't lager, sedert 1838 aan 't Godsd. onderwijs. In 1881 eervol ontslagen als Godsd. onderw., vestigde hij zich te Bussum, waar hij 24 Mei 1881 overleed.
Zijne eerste gedichten werden naamloos opgenomen in De Boekzaal en De Vad. Letteroef. Afzonderlijk, een aantal werkjes, meest in overeenstemming met zijn later leervak en den kring zijner leerlingen, tusschen 1841 en '80 te Amst. en te Bussum uitgegeven, als: De Wees van Haarlem, De Vreeze des Heeren, Tafereelen uit de Vad. Geschied., De berijmde vertellingen van Moeder de Gans; 1572-1872. Feestliedjes; Alweer wat nieuws; Gij moogt het navertellen; Nooit zonder hulp; Leve de Koning! een achttal liederen; Onze Wenschen; Geen kwaad zonder goed; Vreugd na leed; Ongedacht, onverwacht; Donkere stonden, heldere dagen; De zoon van den verkwister; Thomas de Blinde; De weduwe van den ambtenaar; Hoop doet leven; Het huis met den Luifel; De vuurpot van den lepelgieter.