kermis door Reusen, Reusinnen, Balletwaeghen, Vier Aimins-kinderen, Koningh Carel, Fortuyne, Pellicaen, Parnassus-bergh, Hemel en Hellewaghens, enz., Brugge 1698. Een Gentsche anonymus vond de reuzen-spraak, in dit laatste stuk vervat, belachelijk en in een spotdicht noemde hij den schrijver er van een droomer of dul of zot, waarop volgde: Joannis Droomers eer-plichtighe verdedingh teghens den Gendtschen, lasterenden en lichtschuwenden averechtsen Lof-Dichter.