Nederland te vestigen en er vervolgens schouwburgbestuurder te worden. In 1863 kwam hij terug naar Antwerpen, waar hij van 1873 tot 1882 bestuurder was en daarna weer als tooneelist verbonden bleef aan den Nederlandschen schouwburg, op wiens tooneel hij eene beroerte kreeg, welke hem vier dagen later, 4 April 1885, deed bezwijken.
Hij schreef: De vrolyke kruiskensdag, blyspel met zang in één bedryf, Antw. 1849; De Student zonder Geld, id. 1851; Vyf uren verlof, blyspel in één bedryf, Antw. 1853; Een Tooneelspel op den buiten, blijspel in 1 bedrijf, Antw. 1866; De Watergeuzen, blijspel in 1 bedrijf, Antw. 1868.