[Emmanuel van Driessche]
Driessche (Emmanuel van), geb. te Kele (Oost-Vl.) 24 Juni 1824, was leeraar in de Nederlandsche letterkunde aan het kon. Atheneum te Brussel tot 1885, wanneer hij op zijne rust ging leven te Elsene, waar hij schepene werd en thans gemeenteraadsheer is.
Hij schreef: Natuerkundige lessen, 1847; De Vlaemsche boer, blyspel, 1851; Vlaendersche novellen, 1852; Soort by Soort, blyspel in 1 bedryf, 1853; Het verloren Schaep blyspel in 1 bedryf, 1854; De Kermisvogel, blyspel in 1 bedryf, 1855; Klaes de Veehoeder, 1855; Moeder Lysbeth, 1856; Wat een Meisje vermag, 1856; De Veroordeelde, 1857; De Zoon des Beuls, vaderlandsch drama in zes deelen, 1857; Vyf percent, 1858; Zedelessen uit natuerbeschouwingen, 1858; De oude Vryster, 1859; De Vlaemsche Wever, 1859; Belgie's onafhankelykheid, 1859; Beknopte geschiedenis der Nederlandsche letterkunde, 1860; Tael- en letterkundige Lessen, 1860; De Toovenaer, 1860; Zeven Plagen van Brussel, 1860; De Gek van Keizer Karel, 1861; De Flamingant, blyspel in 1 bedrijf, 1861; De Ruwaard van Vlaanderen, 1864; De Veroordeelde, drama in 3 bedrijven, 1865; Critisch overzicht der nieuwe spelling, 1866; Nederlandsche Prosodia, 1867; Willem van Oranje, drama in 5 bedrijver, 1867; Gielen en Grietje, blijspel in 1 bedrijf, 1868; De Kiesmakelaars, blijspel in 1 bedrijf, 1868; Recht is Recht, blijspel in 1 bedrijf, 1868; Een Koning in de Maan, 1868; Voor stille Lieden, blijspel in 1 bedrijf, 1869; Geen Werk, geen Brood, drama in 3 bedrijven, 1870; Het booze Meisje, 1873; De Omwenteling van 1830 (voordracht 1874; De Gemeentevrijheden in de Middeleeuwen (voordracht), Antw. 1877. De werken van romantischen inhoud werden te Brussel en de meeste tooneelwerken te Antwerpen uitgegeven en in 1885 en 1886 herdrukt.