[Nicolaas Bernhardrus Donkersloot]
Donkersloot (Nicolaas Bernhardus), geb. te Deventer, 21 Febr. 1813, werd te Joure opgeleid voor de acad. lessen, die hij te Utr. aanving, 23 Juni 1838; hij prom. daar 22 Juni 1843, was officier van gezondheid tot 1835, was 24 jaren te Amerongen gevestigd, werd in 1859 geneesheer aan het krankzinnigengesticht te Dordrecht en woont thans in Den Haag, waar hij eene uitgebreide consultatieve praktijk heeft.
Hij schreef: Schetsen uit het kantonnementsleven in Noord-Braband van 1830-'35, Dordr. 1848; Droomen der toekomst of een blik in de volgende eeuw, Dordr. 1846; Dr. Rovius, in en buiten de praktijk, tooneelen uit het leven van den geneesheer ten platten lande, naar een veeljarige ondervinding geschetst, Schoonh. 1848; Een blik op de vrouw en hare hoedanigheden, Tiel 1849; Gedachten over armoede, hare oorzaken en voorbehoedmiddelen, Tiel 1849; Ons ik, eene voorlezing, Schoonh. 1850; Over gevoel en wil als de factoren van het schoone en goede, Schoonh. 1852; Loterij en genever, twee rampen voor Nederland, Tiel 1854; Olla Podrida, Amst. 1858; De Engel van Heideloo, eene historische romantische schets uit de regering van koning Lodewijk, met portr., Tiel 1860; Polyanthea. Verzameling van losse stukken, Dordr. 1862; Psychologische beschouwing der doodstraf, Tiel 1864; De krankzinnige tegenover de wet en de maatschappij, Dordr. 1860. Voorts gaf hij in het Fransch een werkje uit over krankzinnigen-gestichten in België en verscheiden vertalingen van Duitsche werken over krankzinnigen en hunne verpleging. Hij was twee jaar redacteur van De Volksbode en schreef verder veel in jaarboekjes en tijdschriften, zooals de lot-gevallen van Pel Jeswiet, in Europa van 1845 en '46.