[Mr. Jacob Dirks]
Dirks (Mr. Jacob), geb. te Leeuwarden, 19 Juni 1811, werd voor de acad. studiën opgeleid aan het gymnasium aldaar, begon die te Franeker, 1830-'33 en voleindigde die te Leiden 25 Juni 1835, toen hij aldaar prom. op eene diss. De Judiciis Vemicis. Van 1848-'66 was hij lid der Tweede Kamer.
Zijne hoofdwerken zijn: Geschiedk. onderzoek van den koophandel der Friezen, van de vroegste tijden tot aan den dood van Karel den Gr., 1846; Geschiedk. onderzoek aangaande het verblijf der heidens of Egyptiers in de Noord-Nederl., 1858, beide bekroond door het Prov. Gen. te Utr.; De Noord-Nederl. gildepenningen, wetenschappelijk beschreven en afgebeeld, Haarlem, 1878, 2 dl. met atlas van 143 pl., bekroond en uitgegeven door Teyler's tweede gen., evenals: De Nederl. of op Ned. betrekking hebbende gedenkpenningen, van Nov. 1813 tot Nov. 1863; Nederl. historiepenningen van 1766-1806, met medewerking van Mr. J. v. Lennep, als vervolg op Van Loon, dl. VI-X, uitgeg. door de Kon. Acad. van Wetensch., Amst. 1861-'69. Hij plaatste veel stukken in de Revue Belge de Numismatique, van 1852-'82, waaronder: Les Anglo-Saxons et leurs petits deniers dit sceattas, Brux. 1870, vertaald in De Vrije Fries, in welk laatstgen. tijdschrift, II-XVII, o.a. Noord-Nederl. en de Kruistochten, 1840; in De Navorscher, doorloopend, een: Repertorium of penningk. meded., bijvoegsel op Van Loon; in de Vaderl. Letteroef. o.a.: De uitgewekenen naar Frankrijk in 1787, en Reis naar Italië in 1871; verder in Konst- en Letterb., De Oude Tijd, De Gids, Volksalmanakken, enz.