[Lodewijk Hendrik Delgeur]
Delgeur (Lodewijk Hendrik), te Rotterdam geb. 31 Mei 1819, kwam in 1829 naar Zuid-Nederland, om zijne studiën te beginnen aan het College te St.-Truiden, onder professor Bormans. Van daar begaf hij zich naar de Hoogeschool van Leuven, waar hij in 1838 doctor in de letteren en wijsbegeerte werd. Eenigen tijd was hij prof. aan de school voor koophandel en nijverheid (St. Lodewijksgesticht) te Mechelen. In 1851 vestigde hij zich te Antw., waar hij woonde, tot hij op een buitengoed te Deurne overl. den 11 Sept. 1888. Zijne pennevruchten, opgenomen in tijdschriften, dragen voor titel: Eliza, romance (Jaarboekje); Iets over die ure van der Doot bij Jan van den Dale, (Lettervruchten van Tijd en Vlijt, 2e dl.); Schets eener geschiedenis der Oostersche taelstudie in Belgie, (id.); De Gothische Tael van Franquinet (Taalverbond); Dorisch en Ionisch, Hollandsch en Vlaemsch (de Middelaer). Afzonderlijk gaf hij in het licht: Rymwoordenboek der nederduitsche tael, voorafgegaen van eene beknopte prosodia, Mech. 1846; Nalezing op de Voorlezingen van prof. Carl Vogt, Rott. 1867; Over de geographische benamingen, Gent 1888.