[Caspar Coolhaes]
Coolhaes (Caspar), geb. te Keulen, 24 Jan. 1536, ging in 1560 tot de Lutherschen over, predikte van 15 Sept. 1566 tot 6 Mei '67 te Deventer, vluchtte toen naar Duitschland en bleef daar tot laat in '73 om pred. te Gorinchem te worden, vanwaar hij in Mei '74 naar Leiden beroepen werd; hij wachtte den uitslag der insluiting te Delft af, en deed er zijne intrede op den grooten dag van het ontzet. Bij de inwijding der hoogeschool, waarin hij voorloopig de godgeleerdheid zou onderwijzen, sprak hij de redevoering uit. Van de kerkgeschillen, waarin hij gewikkeld werd, zij hier alleen gezegd, dat hij in 1582 van zijn ambt ontslagen en uit de kerk gezet werd, met behoud zijner jaarwedde, totdat hij voor zich en de zijnen kon zorgen. Dit deed hij ook meer dan dertig jaar lang, door het stoken van gebrande wateren, zooals de toenmalige scheikunde dat kon doen. In 1587 ging hij naar Amsterdam, waar wij hem later aantreffen met zijn gelijkn. zoon,