[Frederik Willem Conrad]
Conrad (Frederik Willem), geb. in 15 Febr. 1800 te Spaarndam, werd kadet en daarna in 1817 asp.-ing. en eindigde als hoofd-inspecteur van den Waterstaat. Hij was in 1849 mede-oprichter van het instituut voor ingenieurs, en behalve onderscheiden eervolle betrekkingen, bekleedde hij die van vertegenwoordiger van den onder-koning van Egypte bij de Suez-kanaalmaatschappij. Overl. op zijn terugreis uit Egypte te Munchen, 1 Febr. 1870. Conrad maakte dikwijls luimige verzen, die zonder of met naam in verschillende tijdschriften geplaatst zijn. De meeste staan in De Vad. Letteroef. van 1830 tot 1834, enkele andere in De Atlas van 1831 en 1832. Behalve een menigte geschriften over onderwerpen zijn vak betreffende, en waarvan de kleinere in 1849 door hem verzameld en onder den titel van Verspreide bijdr. te 's-Hage en te Amst. werden uitgegeven, schreef hij:
Reizen naar de landengte van Suez, Egypte, het Heilige Land, 's-Hage 1859; onder het psd. Hydraulicus, in De Vriend des Vaderlands in 1840 een scherpen brief aan Hildebrand over een uitdrukking in diens opstel: Begraven, voorkomende in De Gids, 1838, in: Proza en Poëzy, 1840, en de C. O, vierde uitgave. Die brief betrof een niet juist begrepen vermelding van den gedenksteen voor Chr. Brunings..