[Hendrik de Cock]
Cock (Hendrik de), geb. 12 April 1801 te Wildervank, stud. te Gron. en werd in 1823 pred. te Eppenhuizen, vier jaren later te Noordlaren en in 1829 te Ulrum; hier ontstonden geschillen over zijne leer, die op schorsing en ontslag uitliepen, waarop hij eene gemeente van afgescheidenen te Gron. stichtte, en daar zes jaar later overl. 14 Nov. 1842.
Hij schreef: Ernstige en hartelijke toespraak aan mijne landgenooten, Veendam 1834; De zoogenaamde Evang. Gezangen, strijdig met Gods woord, Gron. 1835. Verder: Berigt nopens mijne verantwoording voor de Synode, mijne conditioneele veroordeeling, en mijne verdere pogingen tot herstel van Gods waarachtige dienst, Veend. 1835, en tal van andere stukken over de afscheiding, door hem en zijn ambtgenoot H.P. Scholte teweeggebracht.