[Peter Claessens]
Claessens (Peter), geb. te Antwerpen 17 Febr. 1817 begon zijne Lat. studiën op elfjarigen leeftijd in privaatlessen, bij den prefect van het Athenaeum te Antw. In Sept. 1831 ging hij als leerling der syntaxe naar het klein seminarie te Mechelen, in welk gesticht hij ook zijne philosophie voltrok. Na drie jaren studie in het groot seminarie te Mechelen ging hij ter Hoogeschool van Leuven de godgeleerdheid studeeren. Den 26 April 1840 werd hij priester gewijd, den 21 Maart 1842 ontving hij den titel van bachelier in de godgeleerdheid en den 24 April daaropvolgende werd hij in het klein seminarie te Mechelen leeraar van letterkunde, geschiedenis en wijsbegeerte. Na op 7 April 1860 diocesaan opziener van het lager onderwijs te zijn geworden, ontving hij de hoogste geestelijke eere-titels en hij overl. te Mechelen op 22 Juni 1886. Hij schreef verscheidene werken in het Fransch, enkele in het Latijn en in het Nederlandsch:
Opvoeding en onderwijs, gegrond op geloof en rede, in de lagere en middelbare leergestichten van België, Mechelen 1864; Kleine schriftuur of verhalen en zedelessen, getrokken uit de geschiedenis van het Oude en het Nieuwe Testament, Luik 1867; Geschiedenis der Martelaren van Gorkum, die in 1572 voor het roomsch-katholiek geloof gestorven zijn, Mechelen 1867; Cardinaal Sterckx, Aartsbisschop van Mechelen, zijne korte levensschets, Mechelen 1868; Een reisje naar Rome en andere voorname steden van Italië, in 1870, eenvoudig aan het volk verteld, Brussel 1871; De legende of het leven en de dood van den H. Rumoldus, Mechelen 1875; Leven van Benedictus de Decker, kanunnik der bisschoppelijke kerk van Gent, Mechelen 1877; Lessen van methodeleer voor het lager onderwijs, Mechelen 1880 en 1881.