[Petrus Camper]
Camper (Petrus), geb. bij Franeker in 1797, zoon van den voorgaande; hij stud. te Franeker, daarna te Utrecht, prom. in de letteren, Febr. 1817, over Vondel als treurspeldichter, en werd in Maart 1820 conrector te Zutfen, doch nam in 1838 zijn ontslag, waarna hij katholiek werd, te Dev. ging wonen en te Geertruidenberg in 1852 stierf.
Hij schreef: Bloemenknopjes van onbekenden inhoud, of eerste dichtkundige proeven, Zutfen 1818; De Fenicische vrouwen, treursp. naar Euripides, Zutf. 1823; 1833 Ode, Zutf. 1833; Antigone, treursp. naar het Grieksch van Sophocles, in Holl. dicht gevolgd door P. Camper, Leid. 1834; Feestrede ter viering van het 50-jarig bestaan der Maatsch. tot Nut van 't Alg., Zutf. 1835. Nog in 1856 verscheen te Amst. een ‘met kerkelijke goedkeuring’ uitgegeven uit het Latijn vertaald boekske: De strijd des Geestes, zedekundige verhandeling ter volmaking van den Christen.