Naamloos: Korte beschr. van Parijs Ende de Manieren en Zeden van die haer daer onthouden, Vliss. 1666; ‘opgestelt 1666 in het saysoen der Vandange van sins een reyse te doen door Vranckryck’. daarachter: Afscheyd van Parys, een kort rijmwerk. Zijn tooneelarbeid, waartoe men ook Kloris en Roosje rekent, is gedeeltelijk meermalen afzonderlijk gedrukt en als verzameling voorkomende onder den titel: Tooneelpoëzy van D. Buisero, 3 dln., bevattende: Heauton timorumenos ofte Selfsqueller, naar Terentius, Amst. 1662; Astrate, koning van Tyrus, trsp., Amst. 1670, herdr. 1678, 1697, 1720 en 1744; Amphitruo, blsp., Amst. 1679; De aardige bedriegerijen van Scapyn, blsp., 2e dr. 1696; Triomferende Min, vredesp., 1680; Tafelspelletje ter Bruiloft van A. Tael en B. Brasser, 1691; Arete of stryt tusschen de Plicht en Min, trsp., Amst. 1692; De Ryswyksche Vredevreugd, op muzyk, 1697; De Bruiloft van Kloris en Roosje, klsp., Leid. 1707, herdr. 1743, 1781, 1804 en 1824; De geschaakte Gezusters, 's-Grav. z.j.; De Gezusters of de bewogen Huwelijks-haatsters, blsp., 's-Grav. 1716; De Schoonste of het Ontset van Scheveningen, blsp., 's-Grav. 1717; De Min en Wynstrydt, harderssp., 's-Grav. 1719; Arlekyn, versierde Erfgenaam, klsp., Leid. 1719; Arlekyn door Liefde, klsp., 's-Grav. z.j.; De verliefde poëet, vastenavondspel, Amst. 1721.