student werd. Hij besloot eindelijk in de geneeskunde te studeeren, prom. 24 Febr. 1816 te Leiden, vestigde zich als doctor in de medicijnen te Tiel, later te Rotterdam. Hij gevoelde alras, dat hij veel meer hart voor de oude letteren dan voor de praktijk van den dokter bezat; daarom vatte hij de studie andermaal op, doctoreerde 21 Juni 1820 in de letteren en werd, na vijf jaar conrector, eerst te Alkmaar en daarna te Rotterdam, te zijn geweest, in 1825 hoogleeraar in de Oude Letteren te Luik. Na de Belgische omwenteling werd hij benoemd naar Groningen, waar hij overl. 21 Juni 1847.
Zijn werken - buiten de Latijnsche dissert. en oraties, of verspreide opstellen en kleinere stukken - zijn: Proeve over de zedelijke schoonheid der poëzy van Homerus, en den invloed der denkbeelden aangaande God en Gods bestuur op dezelve, Leid. 1825; Proeve over de zedelijke schoonheid der poëzy van Pindarus, Amst. 1826; Proeve over de zedelijke schoonheid der poëzy van Eschylus, Amst. 1827; Gedachten over het verband tusschen de zedelijke en Godsdienstige beschaving der Egyptenaren, Amst. 1828, met een aanhangsel; Charicles en Euphorion, een verhaal van Clearchus den Cypriër, Gron. 1831; Proeve over de zedelijke schoonheid der poëzy van Sophocles, Gron. 1832; idem over Euripides, Gron. 1833; Verhandelingen en losse geschriften, Gron. 1836; Diophanes, 2 dln., Gron. 1838; Gesprekken der dooden. Gron. 1839; Handboek der Grieksche Mythologie, Gron. 1841; De Concordaten, een uitvloeisel van de genadige goedertierenheid des H. Vaders. Een kloostergesprek, aan gene zijde der bergen gehouden, Gron. 1841; Een Ezel en eenig speelgoed, Gron. 1842; Overzigt van de geschiedenis der allegorische uitlegging van de Grieksche mythologie, Amst. 1843; Cesar en zijne tijdgenooten, 4 dln., Gron. 1844-'46; Schoonheden uit de Grieksche treurspeldichters, Gron. 1845; Het leven van Mr. S.I. Wiselius, (zijn schoonvader), Gron. 1846; Brief over de nieuwe philosophie aan een orthodoxen Hagenaar door een regtgeloovigen Amsterdammer, Gron. 1846; Het Leesgezelschap te Diepenbeek, Gron. 1847, 2e dr. 1848, 15e dr. 1879. Voorts eenige redevoeringen en vertalingen, onder welke laatste De Verloofden, den beroemden roman van Manzoni, 3 dln., Gron. 1835 en Het leven van Benvenuto Cellini, Florentijnsch goudsmid en beeldhouwer, door hem zelven beschreven. Zijne Romantische Werken werden van 1871-'76 te Leiden uitgegeven. In het Fransch, zijn hoofdwerk: Hist. de la civilisation morale et religieuse des Grecs, Gron. 1833-'42, 8 deelen.
(Hand. Mij. Ned. Lett. 1848).