[Hermannus Bouman]
Bouman (Hermannus), geb. te Idaard, 11 Febr. 1789, waar zijn vader pred. was. Deze, in 1789 naar Harderwijk beroepen, liet zijn zoon aldaar de lessen aan de Hoogeschool volgen; hij prom. en werd in 1812 pred. te Oostermeer-en-Eestrum. Van hier vertrok hij in 1814 naar Finsterwolde en werd in 1823 hoogleeraar in de godgeleerdheid te Utrecht, welk ambt hij tot 1859 waarnam. Hij overl. te Utrecht 14 Mei 1864.
Hij gaf de volgende geschr.: Vluchtige Bedenkingen over de handhaving en bevordering van het gebruik der Nederd. taal in de Zuidel. Provincien, 1818; Tweetal redevoeringen ter aanbeveling van het Bijbelgenootschap door H.B. en M. Corstius, Gron. 1819; Nu of nooit, Vaderl. Ontboezeming na het ontstaan van het oproer in een gedeelte van België, Utr. 1830; Thans meer dan ooit, Moed en kracht met vertrouwen op God alleen, Utr. 1830; Jodocus Heringa als voorstander van het Vaderland, enz. geschetst, Utr. 1840; Gesch. van de voormalige Geldersche Hoogesch. en hare hoogleeraren, 2 dln., Utr. 1844 en '49; De godgeleerdheid en hare beoefenaars in Nederland, gedurende het laatste gedeelte der vorige en den loop der tegenwoordige eeuw. (Gemengde hist. herinneringen), Utr. 1862. Voorts vele Latijnsche oratien en geschriften, boekbeoordeelingen in verschillende tijdschriften.
(Hand. Mij. Ned. Letterk., 1864.)