[Pieter Christiaansz Bor]
Bor (Pieter Christiaansz), geb. te Utr. in 1559, was eerst not. te Haarlem, schoon hij niet voorkomt in het register dier beambten aldaar en evenmin in het eedboek van den Hove van Holland. Den 4 Maart 1599 werd hij rentmeester van N.-Holl. en bleef dit tot 25 Sept. 1615; gedurende dien tijd woonde hij in Den Haag, en had eenig zomerverblijf bij Rijswijk, vanwaar hij wel eens iets dagteekende. Den 15 Dec. 1613 huwde hij met Maria Boot, wed. van den proc. Sas, eene nicht van den dichter der Souter-liedeckens, Van Zuylen van Nyevelt. Reeds in 1595 gaf hij een gedeelte van zijn geschiedwerk uit en werd van wege de landsreg. door toelagen aangemoedigd en door meded. der bronnen gesteund. Het laatst moet hij andermaal te Haarl. gewoond hebben, doch komt er niet onder de aldaar begravenen voor. Als zijn sterftijd wordt opgegeven 19 Maart 1635.
Zijn hoofdwerk is: De oorspronck, begin ende vervolgh der Nederl. Oorl., Beroerten en burgerl. oneenicheyden, dl. 1 tot 1567, Leiden, 1595, 5e dl, tot 1600, Haarl., 1634. Verder: Het zesde deel der Chron. Carionis van 1576-20 Maart 1619, Amst., 1632; als gelegenheidsstukken: Gelegentheyt van 's Hertogenbosch, inneminghe van Wesel ende meer andere gesch. des jaars 1629. Ten behoeve van minder geletterden berijmde hij: De oorspronck der Nederl. oorlogen, 's Grav. 1617, en als zuiver letterk. werk: Twee tragi-comediën in proza, d'eene van Apollonius, prince van Tyro, ende d'ander van den selven, ende van Tarsia syn dochter, 's Grav., 1617 en 1634. De waardeering zijner Oorlogen blijkt uit de herhaaldelijk vermeerderde en voor 't gebruik geschikter geworden uitgaven na zijn dood.