Biographisch woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde
(1888-1891)–F. Jos. van den Branden, J.G. Frederiks– Auteursrecht onbekend
[pagina 46]
| |
in 1874 hoogl. in de zedenkunde en kerken-dogmen en 10 jaar later emeritus werd en er bleef wonen. Hij begon zijne dichterlijke loopbaan met een lijkzang op Mevr. Bilderdijk in den Muzenalmanak van 1831, leverde vervolgens vertalingen uit Byron en Walter Scott in Westerman's Verzameling van Uitheemsche Vernuften. Sedert 1834 verschenen van hem de volgende werken: Jose, een Spaansch verhaal, Haarl., 1834, 2e dr. Amst. 1838; Ged. van Lord Byron, Haarl., 1835; de Masquerade (9 Febr. 1835), Haarl.; Kuser, een verhaal, Haarl., 1836; Guy de Vlaming, een verhaal, Haarl. 1837; Parisina, en andere Ged. van Lord Byron, Haarl., 1837; Spreken, iets ten voordeele van het Groninger Instituut voor Doofstommen, Haarl., 1838; N. Anslijn Nz., Een woord aan allen die den Braven Hendrik gelezen hebben, Haarl., 1838; Gedichten, Haarl. 1838, 3e dr. 1855; Rijmbijbel, Haarl., 1839, herdr. 1862; Camera Obscura van Hildebrand, Haarl., 1839, thans 16 maal gedr. en geheel of gedeeltelijk in het Fransch, Italiaansch, Engelsch, Hoogduitsch en Japansch vertaald; Proza en Poëzy, Verzameling van verspr. opst. en verzen, Haarl., 1840; Ada van Holland, een gedicht, Haarl., 1840; Leven en karakter van J.H. v.d. Palm, Leid., 1842 (B.s' aangehuwden grootvader); De Kruiswoorden, Haarl., 1843, 3e dr. Amst., 1873; Een Paaschgezang, Haarl., 1845; Troost der armen, een lied, Haarl., 1885; Herinneringen en indrukken van een kleinen uitstap naar Londen in Mei 1847, Amst., 1849; Dichterlijke Verhalen en Navolgingen van Byron, 2 dln., Haarl., 1848; Achttien Juni 1849, Haarl., 1849; Het Oranjewater, 11 Nov. 1851, Haarl., 1851; Fantasie en werkelijkheid, Haarl., 1852; Korenbloemen, Haarl., 1853; Paulus in de gewichtigste oogenblikken van zijn leven en werkzaamheid, Haarl., 1ste druk 1853, 4e dr. Rott., 1887; Verpoozingen op letterkundig gebied, Haarl., 1851, 2e dr. 1873, 3e dr. 1883; Nieuwe Gedichten, Haarl., 1857, herdr. 1873; Verscheidenheden, meest op letterkundig gebied, een Tijdschrift op onbepaalde tijden, Haarl., 1858-'71, herdr. 1876; Gesprek met Vondel, naar aanleiding van 't hem toegedachte standbeeld, Haarl., 1861; Verstrooide Ged. uit vroeger en later tijd (1831-'61), 2 dln., Haarl. 1862; Iöna, Amst., 1862; Aan mijn landgenooten op den 18den Juni 1865, Utr. 1865; Een vaderlandsch lied op het veld bij Heiligerlee, Utr., 1868; Madelieven, nieuwe Dichtb., Haarl., 1869; Jacob van Lennep, in 't 4de St. der Verscheidenheden, Haarl., 1869; Feestcantate bij de onthulling van het Nationaal gedenkteeken van 1813, Utr. 1869; De Kerk op den Vluchtheuvel, Haarl., 1870; De onthulling van het monument te Heiligerlee, Gron., 1873; Geschenk aan jonge lidmaten der gemeente van Christus, Utr., 1872, 4e dr. 1886; Op den dag der bevestiging, Utr., 1872; De kinderen der zee, gedichten bij gravuren naar J. Israëls, Amst., 1872; Een woord der schrift over rijken en armen, Amst., 1873; Te Alkmaar, 3 Oct. 1873, redevoering, Haarl., 1873; Gesprek over letterdieverij, navolging en oorspronkelijkheid, en andere opstellen, Haarl. 1873; Kerstavond, Troost der Armen, Amst., 1873; Kerstzegen, Amst., 1873; Paaschvreugde, Amst., 1874; Tabitha, Utr., 1874; Een berijmde vertaling der godsd. en zedelijke zangen voor kinderen van Is. Watts, Utr., 1874; De wijsheid die van boven is, Utr., 1875; Toespraak voor Oudstudenten en stud. der Leidsche hoogeschool, Leid., 1875; Karakter, karakterschaarschte, karaktervorming, redevoering, Utr., 1875; Zelfsverheerlijking, Utr., 1875; Ter nagedachtenis van Otto Gerhard Heldring, Utr., 1876; Groote mannen en ware grootheid, redevoering, Utr., 1878; Lectuur voor het ziekenvertrek, Amst., 1879; Al de gedichten van Anna Roemers Visscher, 2 dln., Utr, 1881; Najaarsbladen, gem. ged., Amst., 1874-'80; Sparsa, Verzameling van verstrooide opstellen en geschriften, Amst., 1882; Wie moet veranderen? Amst., 1882; Orgelinwijding op Paaschmorgen in de Buurkerk, Utr., 1886; Nog eens Najaarsbladen, gemengde gedichten, Leid., 1880-'84; Gedenkboek, Leid., 1885; Feestcantate bij de viering van het 250-jarig bestaan der Utr. Hoogeschool, Utr., 1886. Winterloof, Late Gedichten, 1884-'87, Leid., 1887; Na vijftig jaar. Noodige en overbodige opheldering van de Camera Obscura, door Hildebrand, Haarl., 1887; hiervan weinig maanden later, de 2e dr., Haarl., 1888. Behalve tallooze kleine, al of niet later verzamelde stukken, de Levensschetsen van B. ter Haar en O.G. Heldring, in de Hand. Mij. Ned. Letterkunde en afgedrukt in Sparsa, gaf B. een viertal preekbundels en andere stichtelijke werken uit, o.a. Stichtelijke Uren, waarvan, met toezegging van een 9e deel, een 3e druk verscheen in 8 dln., Amst., 1873, en bezorgde hij een nieuwe uitgave van Staring's en Bogaers' Gedichten. Zijn gezamenlijke dichtwerken (1834-'84), waaraan zijne verspreide en onuitgegeven gedichten werden toegevoegd, zijn in 1885 te Leiden en Rotterdam uitgegeven. N.B. |
|