[Mr. Rudolph Willem Jan Cornelis Bake]
Bake (Mr. Rudolph Willem Jan Cornelis), later ook zich schrijvende de Menthon Bake, geb. te Zutfen 18 Mei 1811, stud. te Leiden 1831, ging na zijne promotie naar Oost-Indië, waar hij in 1838 gezworen klerk bij den Raad van Justitie van Soerabaya werd, achtereenvolgens was hij zulks bij het Hoog Gerechtshof van Nederl.-Indië, in 1842 adv. en proc. bij den Raad van Justitie van Samarang, in 1846 te Soerabaya, in 1854 proc. bij het Hoog Gerechtshof in Nederl.-Indië, en werd in 1860 eervol ontslagen, waarna hij naar Nederland terugkeerde. In datzelfde jaar werd hij Nederl. Consul te Leipzig en in 1864 als zoodanig op verzoek eervol ontslagen; van April 1872 tot 30 Juli 1873 was hij Nederl. Consul te Djeddah en overl. te Groesbeek 8 Nov. 1874.
Hij schreef: De doorgraving der landengte van Suez en hare gevolgen voor Nederland en zijne koloniën, Amst. 1857; Verhandelingen over den hedendaagschen opstand in Britsch-Indië, 's-Hage 1858; Br. aan den Min. v. Buitenl. zaken over Djeddah en Atchin, door [Bake] ontslagen Consul te Djeddah, Gron. 1873; voorts verscheiden brochures over vrijen arbeid op Java, over verhooging van plantloon en andere O.I. aangelegenheden alsmede over de politiek van den dag.