[Jacobus Anspach]
Anspach (Jacobus), geb. te Zalk 16 Febr. 1830, werd van de Lat. sch. te Deventer bevorderd naar het Athenaeum aldaar, in 1850 als theol. stud. te Leiden ingeschr., waar hij na het uitgeven van een Specimen, in 1853 de h. school als theol. doctorandus verliet; een jaar later werd hij pred. te Ek-en-Wiel, en zet daar nog zijn herderlijken arbeid en zijn werkzaam letterk. leven voort.
Hij gaf eene vrije bew. van Ernst Meyer, Over het Hooglied, 1855; J.S. Eichler, Geen goed-ingerichte staat kan de R.K. Kerk vrij naar hare wetten laten leven, 1855; met een liefd. doel: Twee stichtel. overd., 1862; Stichting door orgelstichting, 1870; Leerplichtigheid, 1872; Grafwoord, 1875, alle te Tiel; Kerkel. woord, op 19/20 Febr. 1887, te Nijmegen. In een achttal maanden dagbl. tal van bijdr.; zoo in De Tielsche alm. 1876, '77; de Nom. Geogr. Neerl. van het Aardr. Gen.; De Herald. Bibl. 1879-'82 vele en uitvoerige art.; evenzeer in de Geld. Volksalm., - zie het Algem. Reg. op dat jaarboekje. Hij is sedert 1874 medewerker en sedert Juli '80 redacteur van De Navorscher.